Ingevolge de wet van 15 april 2018 houdende hervorming van het ondernemingsrecht, worden sommige wijzigingen betreffende zowel de benaming als de bevoegdheden van de rechtbank van koophandel op 1 november 2018 in werking getreden, waarvan de belangrijkste hieronder worden samengevat.
De rechtbank van koophandel wordt de “ondernemingsrechtbank”
Artikel 252 van de wet bepaalt dat “in alle artikelen van het Gerechtelijk Wetboek, en van het bijvoegsel van dat Wetboek alsmede van alle andere wetten de woorden ’rechtbank van koophandel’ en ‘rechtbanken van koophandel’ telkens respectievelijk [worden] vervangen door de woorden ‘ondernemingsrechtbank’ en de woorden ‘ondernemingsrechtbanken’ ”.
Algemene bevoegdheid: herziening van het begrip onderneming
De wet heeft opnieuw het begrip onderneming gedefinieerd door formele criteria te gebruiken, in plaats van een materieel criterium bestaande uit het uitoefenen van een economische activiteit.
Artikel 573, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek werd vervangen als volgt:
“De ondernemingsrechtbank neemt in eerste aanleg kennis van de geschillen tussen ondernemingen als bedoeld in artikel I.1, 1°, van het Wetboek van economisch recht, die niet vallen onder de bijzondere bevoegdheid van andere rechtscolleges en die, wat betreft natuurlijke personen, betrekking hebben op een handeling die niet kennelijk vreemd is aan de onderneming”.
Uitbreiding van de bijzondere bevoegdheid
De wetgever heeft artikel 574, 1°, van het Gerechtelijk wetboek vervangen, om het toepassingsgebied ervan uit te breiden.
Overeenkomstig deze wetsbepaling, zoals gewijzigd, neemt de ondernemingsrechtbank kennis “van geschillen ter zake van een vereniging met rechtspersoonlijkheid, stichting of vennootschap, met uitzondering van een vereniging van mede-eigenaars, evenals van geschillen die ontstaan tussen hun voormalige, actuele of toekomstige vennoten of leden met betrekking tot de betrokken vennootschap, stichting of vereniging”.
Wisselbrieven en orderbriefjes
De bevoegdheid van de onder-nemingsrechtbank inzake geschillen betreffende wisselbrieven en orderbriefjes, die door artikel 573 van het Gerechtelijk Wetboek was voorzien, is nu opgenomen binnen de bijzondere bevoegdheden van de rechtbank (art. 574, 20°, Ger.W.).
Stakingsvordering uitgeoefend t.a.v. de beoefenaars van een vrij beroep
De wetgever heeft de afwijking van de algemene bevoegdheid van de voorzitter van de ondernemingsrechtbank voor de vordering tot staking in het kader van het Wetboek van economisch recht opgeheven: “Voortaan is niet langer de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg bevoegd voor [de vordering] tot staking uitgeoefend ten aanzien van de beoefenaars van een vrij beroep voor de intellectuele prestaties kenmerkend voor het beroep dat zij leveren, maar wel de voorzitter van de ondernemingsrechtbank” (Doc.parl., Ch., sess. 2017-2018, n° 2828/001, p. 48).
Voor meer details daaromtrent, zie M. Baetens-Spetschinsky, « Actualités en matière de compétence (février 2016-juillet 2018) », Actualités en droit judiciaire : un peu de tout après six pots-pourris, CUP nr. 183, Liège, Anthemis, 2018, pp. 75 et s., spéc. pp. 83-85.
* * *
mbs@simontbraun.eu – +32 (0)2 533 17 21