De komende sociale verkiezingen zullen tussen 11 en 24 mei 2020 plaatsvinden (dag Y). De verkiezingsprocedure – die meer dan 150 dagen duurt – zal echter beginnen lopen vanaf de maand december 2019.
Gelieve hierna enkele geheugensteuntjes te willen vinden om U te helpen vanaf de voorafgaandelijke fases tot aan de organisatie van de eigenlijke verkiezingen, die ook op elektronische wijze georganiseerd kunnen worden.
1. In welke ondernemingen moeten sociale verkiezingen georganiseerd worden?
Er moet een ondernemingsraad (OR) worden verkozen in de ondernemingen die gemiddeld 100 werknemers tewerkstellen. Daarnaast moet er eveneens een comité voor de preventie en bescherming op het werk (CPBW) verkozen worden in ondernemingen die gemiddeld 50 werknemers tewerkstellen.
Nieuw! De referentieperiode voor de berekening van de gemiddelde tewerkstelling is thans de periode tussen 1 oktober 2018 en 30 september 2019 voor de werknemers die tewerkgesteld worden met een arbeidsovereenkomst of een leerovereenkomst. Voor de uitzendkrachten die bij de gebruiker worden tewerkgesteld moet rekening gehouden worden met het tweede trimester van 2019 (tenzij zij een vaste werknemer vervangen).
De gemiddelde tewerkstelling van werknemers wordt berekend, met uitzondering voor de interim werknemers, op basis van het totaal aantal kalenderdagen geregistreerd in Dimona voor de periode tussen 1 oktober 2018 en 30 september 2019, gedeeld door 365.
2. De onderneming = de TBE
– De sociale verkiezingen moeten georganiseerd worden op het niveau van de technische bedrijfseenheid (TBE), die wordt gedefinieerd op basis van economische en sociale criteria. het begrip TBE valt niet noodzakelijk samen met dat van juridische entiteit. Een juridische entiteit kan dus bestaan uit meerdere TBE’s en omgekeerd.
Concreet zal het bestaan van een zekere autonomie in economische en sociale aangelegenheden het niveau bepalen waarop de OR en het CPBW moeten opgericht worden. In geval van twijfel hebben de sociale criteria voorrang op de economische criteria.
– De wet bepaalt niet wat moet worden verstaan onder “economische en sociale criteria“, zodat er moet teruggegrepen worden naar de rechtspraak ter zake.
De economische criteria zijn in het bijzonder: de identiteit van de activiteiten, een gemeenschappelijke boekhouding, gemeenschappelijke juridische en administratieve diensten, een gemeenschappelijk economisch en budgettair beleid, de samenstelling van het management, gemeenschappelijke aandeelhouders, enz.
– De sociale criteria hebben betrekking op de volgende elementen: gebruik van gemeenschappelijke talen, gemeenschappelijke directie en gemeenschappelijk personeelsbeleid, identiek arbeidsreglement, organisatie van gemeenschappelijke activiteiten, gelijkaardig evaluatie- en promotiesysteem, identiek loonbeleid, gemeenschappelijk intranet enz.
In functie van de bestaande banden op sociaal en economisch vlak binnen eenzelfde onderneming, kunnen meerdere juridische entiteiten één enkele TBE vormen. De wetgeving bepaalt daaromtrent de voorwaarden waardoor, tot bewijs van het tegendeel, verschillende juridische entiteiten geacht worden één enkele TBE te vormen. Deze vermoedens zijn de volgende:
- ofwel maken de juridische entiteiten deel uit van dezelfde economische groep of worden ze bestuurd door eenzelfde persoon of door personen die een economische band hebben tussen elkaar, ofwel hebben deze juridische entiteiten eenzelfde activiteit of zijn hun activiteiten verbonden onder elkaar;
- ofwel bestaan er bepaalde elementen die wijzen op een sociale cohesie tussen deze juridische entiteiten, zoals een menselijke gemeenschap die is verzameld in dezelfde gebouwen of nabije gebouwen, een gemeenschappelijk beheer van het personeel, een gemeenschappelijk arbeidsreglement of gemeenschappelijke collectieve arbeidsovereenkomsten of overeenkomsten die gelijkaardige bepalingen bevatten.
Omgekeerd is het mogelijk dat een juridische entiteit moet opgesplitst worden in meerdere TBE’s. Zodoende is het mogelijk dat de TBE’s die eruit voortvloeien (of althans sommige onder hen) afzonderlijk niet het aantal personeelsleden bereiken dat vereist is met het oog op de organisatie van sociale verkiezingen.
De wet legt echter eveneens de oprichting van een CPBW en een OR op in ondernemingen die – als juridische entiteiten (en niet als TBE’s) – gemiddeld 50 of 100 werknemers tewerkstellen. In deze gevallen moet een zogenaamde procedure van “hergroepering” van de TBE’s van eenzelfde juridische entiteit gevolgd worden totdat deze uiteindelijk de drempels van 50/100 werknemers bereiken.
3. Vertegenwoordigde personeelscategorieën
Na de sociale verkiezingen, zullen werknemers hun collega’s vertegenwoordigen in de OR en in het CPBW. De vertegenwoordiging zal berusten op een indeling volgens de verschillende personeelscategorieën in de onderneming: bedienden, arbeiders, jeugdige werknemers (indien de onderneming minstens 25 werknemers telt die jonger zijn dan 25 jaar op de dag van de verkiezingen) en kaderleden (indien de onderneming op dag X minstens 15 kaderleden telt)
‘Kaderleden‘ worden gedefinieerd als zijnde de bedienden die een hogere functie uitoefenen, die in het algemeen voorbehouden wordt aan de houder van een diploma van een bepaald niveau of aan diegene die een evenwaardige beroepservaring heeft. De personen die behoren tot het leidinggevend personeel kunnen niet beschouwd worden als kaderleden.
Het zijn personen die een “hogere” functie uitoefenen, omwille van het gezag dat zij uitoefenen of louter omwille van de inhoud van de taak. Men neemt aan dat de functie van een kaderlid een autonome beslissingsbevoegdheid in het kader van de uitvoering van het werk, zekere bevoegdheid tot leiding en/of belangrijke verantwoordelijkheden inhoudt.
Of een bepaalde werknemer behoort tot de categorie van de kaderleden zal dus steeds in concreto moeten worden beoordeeld en afhankelijk zal zijn van de aard en de structuur van de onderneming.
4. Aanvang van de procedure – De eerste mededeling en beslissing
De verkiezingsprocedure vangt aan op X-60 (hetzij tussen 13 en 26 december 2020 in functie van de datum van de sociale verkiezingen), dus 60 dagen vóór de aanplakking van het bericht waarin de datum van de sociale verkiezingen wordt aangekondigd binnen de onderneming (X).
Op die datum moet de werkgever allerlei informatie aan de werknemers en, desgevallend, aan de OR en het CPBW communiceren, waaronder de lijst van de functies van het zogenaamde “leidinggevend personeel” en de sociale en economische criteria die hij in aanmerking wil nemen met het oog op de bepaling van de TBE’s.
Vervolgens begint een periode van 25 dagen van zogenaamde “raadpleging” met de OR en/of het CPBW, of, bij gebrek daaraan, met de vakbondsafvaardiging. In de loop van deze periode worden onder meer de criteria vermeld die door de werkgever worden aangenomen evenals zijn intentie om eventueel een juridische entiteit te verdelen in meerdere TBE’s of, omgekeerd, verschillende juridische entiteiten (niet) te groeperen in één enkele TBE.
Na verloop van die 25 dagen (dit wil zeggen op X-35) deelt de werkgever zijn schriftelijke beslissing mee waarin hij het aantal TBE’s vermeldt dat hij heeft beslist te aanvaarden en de beschrijving ervan geeft. Tegen deze beslissing kan door de werknemers en/of hun vakbondsorganisaties beroep worden ingesteld.
5. Het leidinggevend personeel =?
Zoals bovenvermeld, op X-60, dient de werkgever de lijst van het leidinggevend personeel binnen de onderneming mee te delen. Deze eerste aankondiging moet bevestigd worden op dag X-35 (hetzij tussen 7 en 20 januari 2020 afhankelijk van de gekozen verkiezingsdatum). De werkgever zal later op basis van de lijst van het leidinggevend personeel zijn vertegenwoordigers in de overlegorganen aanduiden. Ze kunnen zich niet kandidaat stellen als werknemersafgevaardigde en hebben geen stemrecht.
De sociale verkiezingswet omschrijft het leidinggevend personeel als “de personen belast met het dagelijkse beheer van de onderneming, die gemachtigd zijn om de werkgever te vertegenwoordigen en te verbinden, alsmede de personeelsleden, onmiddellijk ondergeschikt aan deze personen, wanneer zij eveneens opdrachten van dagelijks beheer uitoefenen”.
In de praktijk gaat het om de twee hoogste niveaus in de hiërarchie van de personeelsstructuur, die belast zijn met de dagdagelijkse leiding van de onderneming.
Om de twee niveaus van de leidinggevenden te kunnen beoordelen, moet men kijken naar de feitelijke omstandigheden, met name wie dagelijks, effectief, zelfstandig en voortdurend de leiding neemt van de onderneming. De functietitel op zich is niet doorslaggevend.
Voor het uitvoeren van deze denkoefening kan het organogram een belangrijk hulpmiddel zijn
Sinds de sociale verkiezingen van 2016 mag de “vertrouwenspersoon” de werkgever niet langer vertegenwoordigen in de OR en in het CPBW. Hij mag zich evenmin kandidaat stellen. Hij geniet bijgevolg van hetzelfde statuut als de preventieadviseur.
6. Hoeveel mandaten?
Het aantal toe te kennen mandaten hangt af van het aantal werknemers dat in dienst is op dag X. Op basis van dit aantal zal het aantal van de toe te kennen effectieve mandaten het volgende zijn:
Aantal gewone mandaten | Aantal werknemers op dag X |
4 | Minder dan 101 |
6 | 101 tot 500 |
8 | 501 tot 1000 |
10 | 1001 tot 2000 |
12 | 2001 tot 3000 |
14 | 3001 tot 4000 |
16 | 4001 tot 5000 |
18 | 5001 tot 6000 |
20 | 6001 tot 8000 |
22 | Meer dan 8000 |
Er zullen bovendien evenveel plaatsvervangende als gewone leden zijn. Tot slot is het mogelijk om bijkomende mandaten toe te voegen voor de kaderleden.
Zodra het aantal mandaten vastgesteld is, worden deze verdeeld tussen de verschillende personeelscategorieën. De jeugdige werknemers krijgen hierbij voorrang, waarna de andere mandaten proportioneel verdeeld worden onder de verschillende personeelscategorieën die vertegenwoordigd zijn in de onderneming, met dien verstande dat aan elke categorie minstens één mandaat toekomt.
7. Welke kandidaten?
Om kandidaat te kunnen zijn moeten een aantal voorwaarden vervuld zijn op de dag van de stemming (Y):
- werken met een arbeidsovereenkomst of met een leerovereenkomst;
- werken in de TBE waar de verkiezingen worden gehouden;
- minstens 18 jaar oud zijn (16 jaar voor kandidaat ‘jonge werknemer’) en minder dan 65 jaar oud zijn (25 jaar indien kandidaat ‘jonge werknemer’);
- geen lid zijn van het directiepersoneel noch preventieadviseur zijn;
- tot de personeelscategorie behoren waarvoor men als kandidaat opkomt (jonge werknemer, arbeider, bediende, kaderlid);
- in 2019 minstens 6 maanden ononderbroken of 9 maanden met onderbreking werken in de juridische entiteit of in de TBE die door verschillende juridische entiteiten gevormd wordt.
8. Wie heeft stemrecht?
Tot nu toe hebben enkel werknemers met minstens drie maanden anciënniteit stemrecht.
Nieuw! Vanaf nu krijgt de uitzendkracht ook stemrecht bij de gebruiker.
De uitzendkracht moet voldoen aan twee cumulatieve voorwaarden:
- hij moet gedurende ofwel minstens drie ononderbroken maanden gewerkt hebben of, in geval van onderbroken tewerkstellingsperiodes, in totaal minstens 65 arbeidsdagen gewerkt hebben in de periode die loopt van 1 augustus 2019 tot aan de datum van aanplakking van de aankondiging van de verkiezingsdatum (d.w.z. de zgn. “dag X” – dus in februari 2020); en
- hij moet in de periode vanaf dag X tot en met 13 dagen vóór de verkiezingsdatum (d.w.z. dag Y-13) minstens 26 arbeidsdagen tewerkgesteld zijn.
Daarvoor wordt gekeken naar de tewerkstelling in de juridische entiteit van de gebruiker of in de TBE van de gebruiker die gevormd wordt door meerdere juridische entiteiten.
9. Bescherming tegen ontslag
De personeelsafgevaardigden die verkozen zijn in de OR of het CBPW zijn tegen ontslag beschermd. Zij kunnen enkel worden ontslag wegens dringende redenen die voorafgaandelijk zijn erkend door de arbeidsrechtbank of wegens economische of technische redenen die voorafgaandelijk erkend zijn door het paritair comité.
Deze bescherming neemt een aanvang op dag X-30 (hetzij voor de sociale verkiezingen 2020, vanaf 12 januari tot 25 januari 2020, in functie van de verkiezingsdatum), een datum waarop de werkgever nog geen kennis heeft van de kandidatenlijsten, die hem pas moeten worden overgemaakt uiterlijk op dag X+35. Het gaat hier om de zogenaamde “occulte beschermingsperiode”. Deze periode neemt een einde op de datum waarop de naar aanleiding van de volgende verkiezingen verkozen kandidaten worden aangesteld.
Rekening houdend met de financiële sanctie gebonden aan de niet-naleving van deze bescherming (tot 8 jaar salaris), moet elke werkgever vanaf begin 2020 voorzichtig zijn bij het ontslaan van werknemers. Inderdaad, elk ontslagen werknemer zich (alsnog) kandidaat kan stellen bij de verkiezingen en daardoor met terugwerkende kracht genieten van ontslagbescherming.
10. Gerechtelijke beroepen
Tijdens de verschillende fases van de sociale verkiezingsprocedure (op dag X-28, op dag X+21, op dag X+52, op dag X + 61 en op dag Y+15) kunnen zich bijzondere beroepen voordoen. Hiervoor gelden zeer korte termijnen en in principe is er geen beroep tegen de beslissing mogelijk. Indien nodig bieden wij op dat vlak specifieke begeleiding.