Sinds 1 juli 2023 is er een nieuwe verordening van kracht betreffende de groepsvrijstelling voor specialisatieovereenkomsten (Verordening 2023/1067 van de Commissie van 1 juni 2023 betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie [VWEU] op bepaalde groepen specialisatieovereenkomsten, Pb. L., 2 juni 2023, nr. L 143). Zij vervangt Verordening 1218/2010.
Voor de goede orde, een groepsvrijstellingsverordening bepaalt de voorwaarden waaronder een type overeenkomst tussen ondernemingen is vrijgesteld van het verbod op mededingingsbeperkende overeenkomsten (art. 101, leden 1 en 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie). Als een overeenkomst niet aan deze voorwaarden voldoet, is ze niet noodzakelijk verboden of kan ze nog steeds in aanmerking komen voor een individuele vrijstelling.
Nieuwe richtsnoeren (PB. L. van 21 juli 2023, nr. C 259) bieden een leidraad voor de interpretatie en toepassing van Verordening 2023/1067.
Bestaande overeenkomsten die niet aan deze nieuwe verordening voldoen, zullen voor 1 juli 2025 moeten worden aangepast als de partijen aanspraak willen blijven maken op een groepsvrijstelling.
DE GROEPSVRIJSTELLING EN HAAR VOORWAARDEN
De nieuwe verordening stelt, onder verschillende voorwaarden, bepaalde horizontale specialisatieovereenkomsten vrij van het verbod op mededingingsbeperkende overeenkomsten (art. 101, lid 1, VWEU). Als aan deze wettelijke voorwaarden is voldaan, worden deze overeenkomsten verondersteld te voldoen aan de vier voorwaarden van artikel 101, lid 3, VWEU voor vrijstelling van het verbod.
Samengevat, de vrijstelling geldt slechts indien het gezamenlijke marktaandeel van de partijen op geen van de relevante markt(en) waartoe de specialisatieproducten (vervaardiging van goederen of voorbereiding van diensten) die in het kader van de overeenkomst worden vervaardigd, behoren, meer dan 20 % bedraagt; in het geval van intermediaire producten geldt een nieuwe regel die ook rekening houdt met downstreamproducten (art. 3).
Bovendien mag de overeenkomst, direct of indirect, als zodanig of in combinatie met andere factoren waarover de partijen controle hebben, geen hardcore beperkingen bevatten (art. 5). Deze beperkingen hebben, behoudens bepaalde uitzonderingen, zoals te verwachten is, betrekking op het vaststellen van prijzen, het beperken van productie of verkoop en het toewijzen van markten of klanten.
BELANGRIJKSTE WIJZIGINGEN
Uitbreiding van het toepassingsgebied van de groepsvrijstelling: de verordening is van toepassing op eenzijdige specialisatieovereenkomsten, wederkerige specialisatieovereenkomsten en gezamenlijke productieovereenkomsten. De definitie van eenzijdige specialisatieovereenkomsten (art. 1 , § 1 , 1), onder a)) omvat ook overeenkomsten tussen twee of meer partijen waarin een of meer partijen overeenkomen de productie stop te zetten. Door nu meerdere partijen te bestrijken, is deze definitie, die parallel is komen te lopen met die van wederkerige specialisatieovereenkomsten en gezamenlijke productieovereenkomsten, verruimd.
Nieuwe marktdrempel voor specialisatie betreffende intermediaire producten: de verordening voorziet in een specifieke marktaandeeldrempel in gevallen waarin de specialisatieproducten intermediaire producten zijn die geheel of gedeeltelijk door een of meer partijen intern worden gebruikt als input voor de productie van downstreamproducten die zij ook verkopen; in dit geval is de groepsvrijstelling alleen van toepassing indien het gezamenlijke marktaandeel van de partijen op elk van de relevante markten (respectievelijk intermediaire producten en downstreamproducten) niet meer dan 20% bedraagt (art. 3, lid 2).
Berekening van marktaandelen: in principe worden marktaandelen berekend op basis van gegevens over het voorgaande kalenderjaar. De verordening specificeert nu dat wanneer deze gegevens niet representatief zijn voor de positie van de partijen op de relevante markt of markten (bijvoorbeeld in het geval van een onregelmatige vraag), de marktaandelen worden berekend op basis van het gemiddelde van de marktaandelen van de partijen over de drie voorgaande kalenderjaren (art. 4, lid 1, onder b).
Vereenvoudiging van de gratieperiode: indien de gezamenlijke marktaandelen van de partijen aanvankelijk niet meer dan 20 % bedragen, maar vervolgens op ten minste een van de relevante markten boven die drempel stijgen, blijft de vrijstelling van toepassing gedurende een periode van 2 opeenvolgende kalenderjaren na het jaar waarin de drempel van 20 % voor het eerst werd overschreden (art. 4, onder d)).
Individuele intrekking: de bevoegdheid van de Europese Commissie en de Nationale mededingingsautoriteiten om het voordeel van de groepsvrijstellingsverordening in te trekken wanneer zij vaststellen dat niet is voldaan aan de voorwaarden van de verordening, is nu opgenomen in de verordening zelf (art. 6 en 7).
INWERKINGTREDING EN OVERGANGSPERIODE
Verordening 2023/1067 trad in werking op 1 juli 2023 en is van toepassing tot en met 30 juni 2035 (art. 9). Er is echter voorzien in een overgangsperiode van twee jaar (art. 8): overeenkomsten die reeds van kracht waren op 30 juni 2023 en die niet aan de in de nieuwe verordening gestelde voorwaarden voor vrijstelling voldoen, maar wel aan de voorwaarden van de voormalige Verordening 1218/2010, zullen tot 30 juni 2025 onder de vrijstelling blijven vallen. Partijen hebben dus twee jaar de tijd om aan de nieuwe regels die zijn vastgelegd in Verordening 2023/1067 te voldoen als ze van de groepsvrijstelling willen blijven gebruikmaken.
Hebt u vragen of hulp nodig? Neem gerust contact met ons
Team-Intellectuele Eigendom | IP@simontbraun.eu – +32 (0)2 543 70 80
Download ons volledig artikel hier
***
Dit artikel vormt geen juridisch advies. Raadpleeg de juridisch adviseur van uw keuze alvorens te handelen op basis van de informatie in dit artikel.